Overige akkerbouwgewassen

Hieronder staan N-bemestingsrichtlijnen voor een aantal overige akkerbouwgewassen.


Blauwmaanzaad

140 – Nmin(0-60)

Opmerking:

  • Bij deling van de gift kan 40 kg N/ha omstreeks een week vóór de bloei worden toegediend. Op sterk mineraliserende gronden kan aan de hand van de gewasstand worden beoordeeld of een 2egift nog noodzakelijk is.

Bruine bonen

165 – Nmin(0-60)


Cichorei

80 – Nmin(0-60)


Droge erwten

Droge erwten hebben geen N-bemesting nodig, behalve bij een:

- slechte structuur: 40-60

- slechte beworteling: bespuiting bij de bloei (max. 20 kg N per ha)


Karwij

najaar: 40 (na dekvrucht conservenerwten)
80 (na dekvrucht wintertarwe
voorjaar: 110 – Nmin(0-100)

Winterkoolzaad

Najaar: 45

Voorjaar: 200 – Nmin(0-100)

Opmerkingen:

  • De voorjaarsgift dient zo vroeg mogelijk te worden toegediend (over de vorst in februari).
  • Bij een verwachte sterke stikstofmineralisatie in de bodem, kan de stikstofgift worden gedeeld om een te hoog N-aanbod te voorkomen. Hierbij kan de stikstofgift na de winter met 50 kg N per ha worden verlaagd en kan vóór de bloei worden bijbemest, waarbij de hoogte van de stikstofgift kan worden afgestemd op de gewasontwikkeling.
  • Bij een hoge stikstofgift in het najaar, bijvoorbeeld door toediening van drijfmest, wordt aanbevolen de stikstofgift na de winter met 50 kg N per ha te verlagen en indien nodig, bij een schrale gewasontwikkeling, bij te bemesten vóór de bloei.

Teunisbloem: 0


Veldbonen

Veldbonen hebben geen N-bemesting nodig, behalve bij een slechte structuur: 40-60


Vezelhennep: 110


Vlas

70 – Nmin(0-60)

Opmerkingen:

  • Wanneer het gewas in de loop van het groeiseizoen een duidelijk tekort aan stikstof heeft, kan door een gewasbespuiting worden bijbemest (maximaal 20 kg N/ha).
  • Bij zaai na half april kan de N-gift met 10 à 20 kg/ha worden verlaagd om legering te voorkomen.
  • Indien de bodemvoorraad Nmin meer dan 100 kg N per ha bedraagt, moet de teelt van vlas worden ontraden.