Indringingsweerstand
De meting
Het bepalen van de indringingsweerstand is een eenvoudige en efficiënte meetmethode om de aanwezigheid van storende lagen op te sporen en geeft een indruk van het gemak waarmee wortels in de bodem kunnen groeien. De meting wordt ter plekke in het veld uitgevoerd en kan worden uitgevoerd met een penetrometer of penetrograaf, maar ook met een eenvoudige prikstok met een scherpe punt (conus). Met de penetrometer en een penetrograaf kunnen bodemweerstanden kwantitatief worden bepaald. Het gebruik van een prikstok is veel meer kwalitatief van aard.
Interpretatie van de meting
Een veelgebruikte vuistregel bij de interpretatie van de meting is dat een indringingsweerstand (bepaald met een standaardconus van 1 cm2) van 3 MPa een grenswaarde is voor de wortelgroei. Bij hogere waarden kunnen wortels niet of nauwelijks doordringen in de bodem. De remming van de wortelgroei begint echter al bij een indringings-weerstand van 1,5 MPa (Zwart et al., 2011). Als er een verhoogde indringingsweerstand in de bodem wordt gemeten dan kan er sprake zijn van een storende laag. Een storende laag met een verhoogde indringingsweerstand kan er van nature zijn (bijvoorbeeld door textuurovergangen) maar kan ook het gevolg zijn van verdichting door berijding of grondbewerking. De indringingsweerstand kan ook worden gebruikt als een indirecte indicatie van de dichtheid en de porositeit van de bodem. Tenslotte kan een hoge indringingsweerstand betekenen dat de waterafvoer wordt belemmerd.
Indringingsweerstand en beworteling
De indringingsweerstand is een eenvoudige benadering van de weerstand die wortels in de bodem ondervinden. De genoemde grenswaarden zijn daarom globaal. Met de indringingsweerstand wordt de mechanische weerstand gemeten van een staaf die in de grond wordt gedrukt. Er is een verschil tussen de mechanische weerstand gemeten met een staaf en de weerstand die plantenwortels ontmoeten bij de groei. Een textuurverandering kan een verhoogde weerstand geven terwijl de wortels geen problemen ondervinden. Plantenwortels zijn dunner en flexibeler en kunnen gemakkelijker de weg van de minste weerstand volgen. Wortels produceren slijmstoffen die de weerstand kunnen verlagen en groeien veel langzamer dan de snelheid waarmee de staaf in de grond wordt gedrukt.
Effect vochtgehalte
De indringingsweerstand wordt vooral beïnvloed door het vochtgehalte op het moment van meten en de dichtheid van de bodem. Dit effect is op kleigrond groter dan op zandgrond. Omdat het vochtgehalte zo’n sterke invloed heeft op de indringingsweerstand is deze bodemmeting vooral geschikt om op hetzelfde meetmoment plekken of percelen met elkaar te vergelijken die bij elkaar in de buurt liggen en ongeveer hetzelfde vochtgehalte hebben. Een goed tijdstip is bijvoorbeeld het vroege voorjaar, omdat de grond normaalgesproken dan overal op veldcapaciteit is. Als basis voor het nemen van maatregelen kan de meting echter het best voor een grote grondbewerking worden uitgevoerd. Metingen die niet bij hetzelfde vochtgehalte zijn uitgevoerd, zijn moeilijker met elkaar te vergelijken.
Maatregelen
Bij (te) hoge indringingsweerstanden moet allereerst worden nagegaan of bekend is hoe de storende laag is ontstaan. Als dat het gevolg is van een grondbewerking of berijding onder natte omstandigheden is het belangrijk om na te gaan of de werkwijze kan worden aangepast. Daarnaast kunnen maatregelen worden overwogen, zoals het opheffen van de storende laag door een (diepe) grondbewerking.
Voor meer informatie zie Zwart et al., 2011