Nieuws

Sturen van bodemkwaliteit

Gepubliceerd op
7 juni 2018

Méérjarig onderzoek uit het proefveld Mest als Kans laat na 17 jaar opvallende verschillen zien. Acht verschillende bemestingsstrategieën zijn daarbij vergeleken: (i) bemesting voornamelijk gericht op het voeden van de planten zoals met minerale meststof en drijfmest; (ii) Bemesting voornamelijk gericht op het voeden van de bodem zoals met groencompost, GFT-compost en natuurcompost en (iii) Bemesting gericht op het voeden van zowel de planten- alsook de bodem: pluimveemest, een combinatie van GFT & drijfmest en potstalmest.

De proef ten noorden van Lelystad laat de effecten op in een rotatie met o.a. aardappel, peen en schorseneer duidelijk zien. De opbrengsten van gewassen lopen voor de 3 strategieën sterk uiteen. De relatieve opbrengst van de op de voeding van planten gerichte strategie met minerale mest en drijfmest blijft stabiel. Bij de bodem voedende strategieën daalden de opbrengsten met de jaren, terwijl de bodem- en planten voedende bemestingsstrategie vooral bij potstalmest en de combinatie van GFT met drijfmest toenemende opbrengstenen laat zien.

Een grootste toename aan bodemorganische stof en daarmee CO2 opslag werd gevonden voor natuurcompost (+ 41%), potstalmest (+31%) en de GFT&drijfmest variant (+ 22%). Bij zowel minerale mest en ook bij drijfmest bleef het organische stofgehalte stabiel (1,6%). De in de bodem aangetroffen organische stof correleerde sterk met de totale hoeveelheid organische stof die binnen de wettelijke normen was toegediend.

Extra bodemvruchtbaarheid bovenop minerale mest werd vooral opgebouwd met potstalmest (70% extra mineralisatie tov minerale mest) maar ook met GFT compost&drijfmest (+39%). Dit leverde extra ‘oude kracht’ waar een boer méérwaarde uit kan halen. Opvallend is dat de composten binnen de wettelijke kaders de mineralisatie nauwelijks verhoogden en dat daarmee de kans op uitspoeling onder deze bodemverbeteraars als nihil kan worden ingeschat.

Het bodemleven blijkt vooral op de korte termijn te reageren op mest en nauwelijks tot verschillen te leiden op de langere termijn (18 maanden na de gift). Opvallend is wel dat ook in de minerale mest met lage nutriënten nalevering in de bodem juist veel schimmels werden aangetroffen, mogelijk mycorrhiza’s. Regenwormen werden vooral gevonden met de pluimveemest.

Al met al kan worden geconcludeerd dat op termijn de beste opbrengsten worden gehaald met meststoffen die zowel het gewas voeden alsook de bodemvruchtbaarheid opbouwen: potstalmest en GFT compost in combinatie met drijfmest. Zowel de organische stof alsook de labiele organisch stof laten daarbij duidelijke effecten zien, maar veranderingen in bodemleven lijken vooral van korte duur. De resultaten zijn terug te lezen in de te downloaden Engelstalige publicatie (bevat Nederlandse samenvatting).

Dit onderzoek werd mede mogelijk gemaakt door de PPS Beter Bodembeheer binnen de Topsector Agri&Food.