category_news
Nieuwe collecties van CGN-Plant: van boon tot biet
De plantencollectie van het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN) is sterk aan het groeien, met als doel een verdubbeling van de plantengenenbank in 10 jaar. Om dit ambitieuze doel te halen gaan er gewassen bijkomen in de collectie. Maar hoe komt een nieuwe gewascollectie tot stand? En waar staat het CGN nu in de opbouw?
Er zijn verschillende gewassen geselecteerd om een collectie van op te gaan bouwen en beschikbaar te maken in het aanvraagsysteem. Hierbij wordt gekeken naar het belang van het gewas in de Nederlandse agrarische sector. Op die manier kunnen we de beoogde gebruikers bedienen in hun werk naar verbetering van gewassen, onderzoek en educatie.
Welk gewas en waarom?
Het belang van een gewas kan door het huidige teeltareaal in Nederland of omliggende landen worden bepaald, door het hierop aansluitende veredelingswerk en onderzoek, of het sociaal-culturele belang dat een gewas in het verleden heeft gespeeld. Zo zijn boon (Phaseolus), rode- en snijbiet (Beta) en diverse gewassen uit de familie van schermbloemigen (Apiaceae) geselecteerd om een collectie van aan te leggen. Van deze gewassen wordt ondertussen al materiaal verzameld en zaad vermeerderd. Wanneer er genoeg zaad van goede kwaliteit is, zal het beschikbaar worden gesteld voor veredeling.
De Phaseolus-collectie
Snijbonen, sperziebonen en bruine bonen behoren allemaal tot het geslacht Phaseolus, dat als oorsprongsgebied Centraal-Amerika heeft. In de tijd van Columbus zijn deze bonen naar Europa gekomen. Vooral de bruine boon werd in Nederland geteeld, maar nu is het een gewas dat vooral in moestuintjes te vinden is. De trend is wel dat peulvruchten weer meer geteeld worden op commerciële schaal.
De nieuwe collectie Phaseolus zal grotendeels uit twee delen bestaan. Eén deel werd vroeger in Nederland geteeld en is afgelopen 40 jaar geconserveerd bij het CIAT. Dit is het internationale centrum voor tropische gewassen in Colombia, met de grootste bonencollectie ter wereld. Het deel van deze collectie die in Nederland is geteeld, is opgevraagd door het CGN om deze op te nemen. Het tweede deel zal gaan om bonen zijn die nog niet in genenbanken vertegenwoordigd zijn, of alleen aanwezig in slecht toegankelijke genenbanken. Door samenwerking en verzamelmissies komt dit materiaal beschikbaar.
Wild materiaal van ver weg…
Een collectie kan uit oude en nieuwere rassen en selecties bestaan. Maar ook wilde verwanten kunnen van belang zijn bij het samenstellen van en het bereiken van een zo groot mogelijk genetische variatie binnen een gewascollectie. Dit materiaal kan worden verkregen tijdens een verzamelexpeditie, zoals bijvoorbeeld is gedaan voor wilde pastinaak en peen in Albanië. Bij het wilde materiaal gaat het niet direct om de agronomische eigenschappen, zoals opbrengst of smaak waarvoor de gecultiveerde rassen worden ontwikkeld, maar juist om de eigenschappen die erin kunnen zitten. Hierbij moet je denken aan resistenties tegen plantenziekten, of een goede droogtetolerantie. Bij veredeling van gewassen kunnen deze eigenschappen worden ingekruist.
…wild materiaal van dichtbij
Materiaal van wilde verwanten hoeft overigens niet eens van ver weg te komen. Zo is er in 2023 strandbiet verzameld aan de Nederlandse kust in Zeeland. De zaden van deze planten zijn vanuit het Middellandse Zeegebied met het water mee gevoerd naar Nederland en zelfs Denemarken, waar ze tussen de stenen van onze dijken te vinden zijn. Ook zijn er regelmatig verzamelmissies voor wilde verwanten van gewassen binnen Nederland, waarmee de inheemse vegetatie van ons land kan worden geconserveerd.
Met de opbouw van nieuwe gewascollecties, samen met de uitbreiding van huidige collecties, kan het CGN een zo groot mogelijke genetische diversiteit conserveren. Dit biedt de genetische input voor veredelaars en onderzoekers om de gewassen die we telen toekomstbestendig maken.
Geschreven door Wouter Groenink en Lana de Bruijn