Nieuws

Bodemmanagement voor de toekomst adviezen sluiten Catch-C project

Gepubliceerd op
8 december 2014

Het Catch-C project hield haar afsluitende workshop “Soil Management for our Future” op 19 november jl. in Brussel. Catch-C is een Europees project dat in de periode 2012-2014 werd uitgevoerd binnen het EU 7e Kader Onderzoeksprogramma.

Het project richt zich vooral op het handelingsperspectief voor bodembeheer dat de teler heeft:

  • Welke alternatieve maatregelen zijn er voor bodembeheer in de praktijk voorhanden?
  • Wat zijn de beoogde en werkelijke effecten op bodemkwaliteit, opbrengst en klimaat?
  • Hoe wordt er vanuit de praktijk naar diverse maatregelen gekeken: welke verwachtingen heeft de teler, wat ziet hij/zij als stimulansen of als hindernissen, waarom kiest hij/zij voor een bepaalde optie?
  • Hoe kunnen publieke diensten van de bodem (ecosysteemdiensten) via beleid gestimuleerd worden, hoe proberen de diverse landen dat te doen, en welke factoren spelen daarbij een rol? Ook de invulling van het nieuwe GLB en POP door de verschillende lidstaten kwam daarbij aan de orde.

Door verschillende sprekers werden de belangrijkste resultaten uit Catch-C naar voren gebracht: Carlo Grignani (Universiteit van Turijn) sprak over de effecten van bodembeheer op biofysische indicatoren, afgeleid uit ca 300 langlopende veldproeven. Jo Bijttebier (ILVO, Vlaanderen) presenteerde de resultaten uit een brede enquête onder boeren in 24 bedrijfstypen in de acht deelnemende landen. Nadine Turpin (Irstea, Frankrijk) gaf een overzicht van bodem-gerelateerd beleid in Catch-C landen en de EU. Hein ten Berge (Wageningen UR; projectcoördinator en dagvoorzitter) introduceerde het project en formuleerde enkele stellingen. Er waren goede bijdragen vanuit Directoraat Generaal Environment (Jacques Delsalles, hoofd Sectie Land & Soil) en Directoraat Generaal Landbouw (Andreas Gumbert, Unit Environment, Forestry and Climate Change). Belangwekkend nieuws was het voornemen van de EC om ook de koolstofvoorraad in landbouwbodems te gaan monitoren en rapporteren onder LULUCF (Land Use, Land Use Change and Forestry; de rapportages door landen onder het Kyoto Protocol).

Vervolgens werd onder leiding van Prof. Martin van Ittersum (Wageningen UR ) aan de hand van enkele stellingen een open forum discussie gehouden waaraan toehoorders intensief deelnamen. In het forum waren ook vertegenwoordigd de National Farmers Union (Gail Soutar, UK), het Service Point van het European Innovation Partnership EIP-Agri (Koen Desimpelaere), en het Italiaanse Ministry of Agricultural, Food and Forestry Policies (Antonio Frattarelli). De gedachtenwisseling concentreerde zich rond de volgende punten:

  • Er zijn sterke ‘uitruilwaarden’ tussen doelen die je bij duurzaam bodembeheer kunt hebben. Er zijn bijna geen maatregelen die tegelijkertijd bodemkwaliteit (biologisch, fysisch, chemisch) stimuleren als gewasproductie verhogen als de emissie van broeikasgassen verlagen.
  • De effecten van maatregelen zijn vaak zeer variabel, en hangen sterk af van lokale factoren als klimaat, bodemtextuur, en van hoe lang de maatregel wordt volgehouden. Ook binnen een zekere set van factoren is de variatie vaak nog groot.
  • Behoud van de koolstofvoorraad (organische stof, OS) in de bodem is uiteraard van groot belang voor mitigatie van klimaatverandering, maar doelgericht verhogen van deze voorraad zou wel eens averechts kunnen werken. Redenen daarvoor zijn de extra lachgasemissie bij de meeste OS-verhogende maatregelen, en de kans dat je door biomassa voor energie te gebruiken veel méér ‘fossiele C emissie’ vermijdt dan je als OS had kunnen vasthouden wanneer je die biomassa in de grond had ingewerkt.
  • Maatregelen die het OS gehalte in de bovengrond verhogen, verbeteren meestal óók de indicatorwaarden voor biologische, fysische, en chemische bodemkwaliteit; maar niet de gewasopbrengst – tenminste niet bij gelijkblijvende stikstof input. Verklaringen zijn de lagere stikstofwerking van organische bronnen (meststoffen, gewasresten), vastlegging van stikstof door gewasresten met hoge C/N verhouding, en soms structuurproblemen bij minimale grondbewerking. Maar het uitblijven van opbrengstverhoging kan er óók op wijzen dat de bodemkwaliteit in proefvelden boven een kritische drempel ligt, zodat verbetering niet meer tot hogere opbrengst leidt.
  • Boeren beoordelen hun bodemkwaliteit in het algemeen als vrij goed tot goed, in alle deelnemende landen. Wat betekent dit, en wat zijn hiervan de consequenties?
  • Beleid dat beoogt om het bodembeheer in een gegeven sector of regio te veranderen, zou zich het best baseren op een duidelijke prioritering van doelen, en bijpassende maatregelen voorstellen. Het lijkt niet verstandig om uit te gaan van veronderstelde ‘win-win’ situaties.

De volledige presentaties uit de workshop kunt u terugvinden op de website van Catch-C. Ook zijn daar andere Catch-C publicaties te vinden. De lijst wordt in komende maanden nog aangevuld.