Nieuws

Investeren in bodembeheer, wel of niet?

Gepubliceerd op
6 juni 2017

Hoe wordt de keus gemaakt om wel of niet te investeren? Als je met een economische bril naar bodembeheer kijkt, helpt dat om keuzes te maken, al is geld niet het enige argument bij veel telers.

Een economische berekening helpt wel om scherp te krijgen wat een andere vorm van bodembeheer betekent in de praktijk: wat verandert er concreet op een bedrijf, en wat is het effect van een andere aanpak? Kun je dat effect ook meten? Ook met beperkte informatie kun je toch wel wat zeggen: als je wel de kosten weet, maar niet de baten, kun je bijvoorbeeld berekenen wat de minimale opbrengstverhoging moet zijn om de kosten terug te verdienen. Het is belangrijk dat telers (met hun adviseurs) dergelijke rekensommetjes maken om beslissingen te onderbouwen. Uit diverse voorbeelden blijkt dat duurzaam bodembeheer tot een vergelijkbaar of beter economisch resultaat leidt. Daarom de oproep: zet duurzaam bodembeheer hoger op de investeringsagenda!

Verdienmodel investeren in bodemkwaliteit

De centrale vraag van de workshop ‘Investeren in bodemkwaliteit, niet of wel’ op de Themadag Beter bodembeheer – de diepte in! was of het verdienmodel van duurzaam bodembeheer puur vanuit het directe teeltresultaat moet komen, of bijvoorbeeld ook kan komen uit secundaire voordelen in waterkwaliteit of biodiversiteit of de waarde van de grond. Hoe gaan financiers hiermee om?

Voor het opnemen van de waarde van grond op de balans van een bedrijf werd een dilemma genoemd: banken willen het niet weten als de grond fytosanitaire problemen heeft want dan moeten ze afwaarderen. Een ander dilemma is dat banken investeringen in bodemkwaliteit niet steunen, terwijl ze wel willen investeren in bijvoorbeeld krachtvoersystemen die nodig zijn om de mindere opbrengst van een slechtere bodem te compenseren. Een andere vraag is of je de meerwaarde van beter bodembeheer niet veel meer moet zoeken in de prestaties van het systeem onder extreme omstandigheden, zoals droogte of veel neerslag. Dat vraagt langjarig onderzoek, waarbij je met lange meetreeksen ook de stabiliteit van een systeem kunt evalueren.

Krachten die bodembeheer beïnvloeden

Het RESET model is een kapstok om zicht te krijgen op de krachten die het huidige bodembeheer beïnvloeden. De deelnemers benoemden gezamenlijk de belangrijkste krachten; hieronder het resultaat.

R E S E T – Begrijpen en beïnvloeden van gedrag
R E S E T – Begrijpen en beïnvloeden van gedrag

Hierbij moet genoemd worden dat de onderste factoren minder aandacht hebben gekregen. De deelnemers zagen dat de meeste krachten zowel positief als negatief doorwerken op het bodembeheer. Veel regels werken uiteindelijk ook als economische prikkel, de handhaving gebeurt via een economische prikkel. Naast het inzicht in het krachtenveld gaf de discussie ook zicht op een aantal verbeteringen in het RESET model. ‘Educatie’ is te nauw en het zou beter zijn ‘Vorming en educatie’ ervan te maken, zodat naast kennis en vaardigheden ook visie, waarden en houding aandacht krijgen. ‘Sociale druk’ werd als te negatief gezien: de sociale omgeving kan ook inspireren en ondersteunen.

Discussie-onderwerpen

In de workshop werd ook een Lagerhuisdebat gehouden. Daarin kwamen achtereenvolgens de volgende onderwerpen aan bod:

  • Subsidies: het merendeel van de groep vond het in sommige situaties wenselijk om duurzaam bodembeheer te stimuleren met subsidies. Dit om mensen te stimuleren om de beschikbare kennis ook toe te passen op zijn bedrijf. Subsidie moet heel bewust ingezet worden om experimenteerruimte te creëren en mensen over een drempel heen te helpen, om opstartkosten of risico’s te verlichten. Als het systeem dan om is, is de subsidie niet meer nodig. Een ander argument is dat duurzaam bodembeheer ook een maatschappelijk belang dient, en de maatschappij daar ook financieel bij mag dragen aan de kosten die het meebrengt. De tegenstanders betoogden dat je beter je geld aan onderzoek en onderwijs kan besteden dan in subsidies. Het verdienmodel zou moeten worden aangepast waardoor de maatschappelijke meerwaarde van duurzaam bodembeheer in de verdiensten van de boer tot uitdrukking komen. Subsidies gaan niet voor de blijvende gedragsverandering in bodembeheer zorgen.
  • Kennis: het merendeel van de groep was van mening dat boeren niet voldoende kennis hebben om hun bodem duurzaam te beheren, vooral omdat inzicht in de bodem ontbreekt. Tegenstanders zeggen dat boeren in Nederland heel veel kennis hebben, dat kennis niet de belemmerende factor is en dat het ondermijnend werkt de boeren te betichten van kennistekort.
  • Regelgeving: het merendeel was van mening dat er geen behoefte is aan meer regelgeving. Regelgeving wordt gezien als te weinig specifiek; men is bang dat er weinig ruimte over blijft om te boeren en regelgeving werkt verzet in de hand. De vraag wordt dan niet meer: ‘Wat is het voordeel voor mij?’, maar ‘Wat wil Den haag of Brussel van mij?’. Het idee is dat voor duurzaam bodembeheer een specifieke systeembenadering nodig is waarbij de boer zelf zijn bedrijf optimaliseert. Dat is juist de reden dat voorstanders van regelgeving betogen dat regelgeving wel nodig is, omdat boeren inderdaad best weten dat duurzaam bodembeheer op de lange termijn goed voor ze is, maar dat zij op de korte termijn een andere afweging maken. Regels (dwingend of stimulerend) zijn nodig om de eerste koudwatervrees te overbruggen.
  • Zware mechanisatie: de voor- en tegenstanders waren gelijkelijk verdeeld. De groep die geen gevaar zag in zware mechanisatie betoogde dat het uitmaakt wat je er mee doet, dat je met lichte mechanisatie ook de grond aan gort kunt rijden en dat het om druk gaat. Zware mechanisatie met brede banden kan de facto minder schade aanbrengen. De groep die wel een gevaar zag in zware mechanisatie betoogde dat in de praktijk blijkt dat boeren zware mechanisatie gebruiken om eerder het land op te gaan, waardoor nog meer schade ontstaat. Een deelnemer trok de vergelijking met wapenbezit in Amerika: het wapen op zich zorgt niet voor de doden, maar het maakt het wel mogelijk en in de praktijk is er verband. Het zijn de mensen die bepalen hoe zware mechanisatie wordt ingezet. De vraag is dus: In welke mate vertrouwen we de mensen met machines die potentieel schadelijk zijn voor de bodem?